David Hume (1711 - 1776) was een Schotse filosoof, die het meest bekend is om zijn zeer invloedrijke systeem van empirisme. Adam Smith, Emmanuel Kant, Jeremy Bentham en Charles Darwin behoren tot de grote denkers die hebben opgemerkt dat het lezen van Hume hen inspireerden om hun eigen theorieën te ontwikkelen.
Enkele van de meest bekende uitspraken van Hume:
1) Betreffende het oorzakelijk verband. Hume verwerpt de traditionele notie van causaliteit, die een noodzakelijk verband tussen oorzaak en gevolg impliceert. Voor Hume wordt elk exemplaar van causaliteit op basis van herhaalde ervaring in het verleden in plaats van op de reden gevormd.
2) Betreffende wonderen. Hume beweert dat we niet genoeg bewijs hebben om wonderen te accepteren. Het bewijs voor wonderen wordt gedefinieerd als een schending van de wetten van de natuur, terwijl het bewijs tegen wonderen als de waarneming van de wetten van de natuur zou worden beschouwd. Omdat de wetten van de natuur overwegend door onze ruime ervaring opgericht zijn, is het bewijs voor wonderen veel minder dan het bewijs tegen hen.
3) Betreffende esthetische evaluatie. Als een empiricus geeft Hume toe dat er een grote verscheidenheid van smaak is, maar niet dat elke smaak goed is. Voor Hume zijn de principes van schoonheid bij alle mannen universeel en hetzelfde. Maar de organen van sensatie zijn zelden zo perfect om een gevoel te produceren die overeenkomt met deze principes. Een kwalificerend oordeel over elk kunstwerk moet door de praktijk worden verbeterd, door vergelijking geperfectioneerd, en van alle vooroordelen vrijgesproken.
