Aristoteles was een docent van de dertienjarige jongen Alexander, die uiteindelijk moest uitgroeien tot Alexander de Grote, koning van de oude Griekse Koninkrijk Macedonië.
Wat betreft geluk:
Voor Aristoteles is een ethisch leven een rationeel leven. Het moet worden gecentreerd rond het uiteindelijke doel dat geluk (Eudaimonia) is. Eudaimonia is niet het resultaat of de uitkomst van een levenslange inspanning. Het is niet iets om naar uit te kijken, wachten tot de pensioen om te doen wat je wilt. Het is het hele volwassen leven, aangenaam en stabiel. Aristoteles suggereert dat we eudaimonia kunnen verlichten door te kijken naar de menselijke functie. Het goede van een punt is een kwestie van zijn functie. Bijvoorbeeld een goede fluitspeler worden is een kwestie van goed te spelen. Iets goed te doen is gelijk aan iets te doen overeenkomstig de kracht of uitmuntendheid. In dit geval kunnen we de menselijke goed als een goed van de ziel beschouwen, en niet van het lichaam, zoals gezondheid en schoonheid. De menselijke goed is geen extern goed zoals geld, macht of status. Toch heeft geluk externe goederen nodig, omdat we niet gemakkelijk acties kunnen doen als we een gebrek aan middelen hebben. Kortom, de staat van geluk doet het goed en goed leven in overeenstemming met de deugdzaamheid.
Wat betreft de deugdzaamheid van het karakter:
Deugdzaamheid is een macht, het vermogen om in iets uit te blinken. Deugdzaamheid wordt overgenomen door gewenning als we ambachten verwerven. Het is een kwestie van gewoonte, een kwestie om onszelf de juiste dingen te laten doen. De deugdzaamheid van karakter betreft acties en gevoelens, waarin overdaad en tekort fout zijn. Met andere woorden, we moeten emoties trainen om op het juiste moment, op de juiste mensen, op een juiste manier en over de juiste dingen goed te kunnen reageren. Hier is de deugdzaamheid van het karakter gericht op het tussenproduct. Bijvoorbeeld bang en niet bang zijn is niet goed, terwijl een tussenliggende toestand van angst goed is.
Wat betreft causaliteit:
Volgens Aristoteles zijn er 4 soorten oorzaken:
1) De materiële oorzaak "dat van die", bijv. brons van een standbeeld.
2) De formele oorzaak "de vorm", "rekening houden met wat het moet zijn", bijv. vorm van het bronzen standbeeld.
3) De efficiënte oorzaak "de primaire bron van de verandering". Bijvoorbeeld de efficiënte oorzaak van het bronzen standbeeld is het ambacht.
4) De uiteindelijke oorzaak "het einde, dat iets gebeurt ter wille van iets ". In dit geval is de uiteindelijke oorzaak van het bronzen beeld een esthetisch genoegen. Wat betreft doeloorzaken en noodzakelijkheid in de natuur:
Om iets uit te leggen door het te verminderen tot de kwestie is een oude stijl van de presocratische filosofie. Aristoteles verwerpt deze methode als het leven kan niet alleen door materiële termen worden uitgelegd. Hij probeert de noodzaak en de kwestie te combineren. Als bijvoorbeeld het uiteindelijke doel van de muur bescherming (vorm) is, dan moeten we noodzakelijkerwijs stenen en boomstammen (materieel) hebben. De muur is niet alleen stenen en blokken, maar ook om onderdak en bescherming te geven. Hetzelfde geldt voor alle andere gevallen die er voor iets zijn.